Vandaag in CINEMA CORONA: een kersvers bekroonde kortfilm-met-Mechelse-inslag!
‘DON’T LOOK BACK’ is een uiterst fraaie stop-motion animatiefilm, naar ‘Berenice’ van Edgar Allan Poe, en gemaakt door Nancy Van Beersel, cursiste bij onze buren van de Academie Mechelen.
De soundtrack is van Kyoko – hoe dié samenwerking tot stand kwam hoort u in het interview dat u lager kunt bekijken.
‘Don’t Look Back’ werd deze week op het Breedbeeld-kortfilmfestival bekroond met de Prijs van de Filmkritiek.
Wat maakt Wes Anderson toch héérlijke films: Technicolor-pareltjes die constant tussen lichte weemoed en bitterzoete humor twijfelen, en die verfilmd zijn in een smetteloze stijl.
Zie bijvoorbeeld zijn wonderlijke meesterwerkje ‘Moonrise Kingdom’, naar een scenario van hemzelf en Roman Coppola.
Het verhaal speelt zich af in 1965, wanneer de kleine Sam (weeskind, brildrager en scoutsjongen) verliefd wordt op de zelfbewuste Suzy (fan van verrekijkers en van Françoise Hardy).
De twee – voortreffelijk vertolkt door Jared Gilman en Kara Hayward – besluiten te vluchten naar New Penzance, een eiland vol ongerepte natuur.
Maar dat is uiteraard buiten de volwassenen gerekend, die met zijn allen de achtervolging inzetten: van de scoutsleider (Edward Norton!) tot Suzies ouders (Bill Murray en Frances McDormand!), en van politiekapitein Sharp (Bruce Willis!) tot het takkewijf van de Dienst Jeugdzorg (de immer geweldige Tilda Swinton!).
‘Moonrise Kingdom’ is een volstrekt unieke love story, vol melancholie, levenswijsheden en magische schoonheid, en voorzien van een volstrekt wonderlijke soundtrack waarop zowel Françoise Hardy als Hank Williams én Benjamin Britten komt voorbijgefietst.
Zoals elke maandag presenteren we u vandaag weer een Art & Film, en we doen dat zoals altijd in samenwerking met Academie Mechelen.
Vandaag een documentaire van Melvyn Bragg en Kim Evans over Jackson Pollock: voor de enen een ordinaire kliederaar, voor de anderen één van Amerika’s grootse schilders uit de 20ste eeuw.
In ‘Portrait of an Artist: Jackson Pollock’ volgen we het leven van ‘The Cowboy from Wyoming’ van bij zijn geboorte in 1912, de jongste van de vijf zonen van een arme boerenfamilie uit het onooglijke dorpje Cody.
Als kind werd zijn aandacht getrokken door de kunst van de Mexicaanse muralisten en van de Indianen. In combinatie met zijn bewondering voor Picasso, Miro en de surrealisten ontwikkelde hij langzaamaan zijn eigen ‘dripping’-stijl en techniek, die hem pas na de tweede wereldoorlog de eerste erkenning (en nog veel meer hoon) zou opleveren.
Maar met de hulp van de invloedrijke collectioneuse en mecenas Peggy Guggenheim en de aandacht voor zijn abstract-expressionistische geestesgenoten als Willem de Kooning en Barnett Newman groeide zijn naam en faam toch, zij het dat de echt brede erkenning (en de daaraan gekoppelde krankzinnige prijzenslag voor zijn werken) pas na zijn dood zou volgen.
Pollock voerde overigens ook een jarenlang gevecht met zijn alcoholverslaving en depressie. Die alcohol zou hem uiteindelijk op jonge leeftijd het leven kosten, toen hij in 1956 overleed na een stomdronken autocrash.
Behalve interviews met naasten, vrienden en zijn echtgenote Lee Krasner horen we hier ook Pollock zelf uitgebreid aan het woord, waarvoor uit radio-opnames uit de jaren ’40 geput werd.
Aanrader!
Vandaag in onze CINEMA CORONA een Green Screen-vertoning die een antwoord geeft op de vraag of je een boeiende film kan maken met een plastieken zak in de hoofdrol.
Het antwoord: welja, dat kan!
De Iraans-Amerikaanse regisseur Ramin Bahrani – van wie we ook al het excellente ’99 Homes’ vertoonden – bewees dat in 2009 met zijn ‘PLASTIC BAG’.
De film vertelt het fascinerende verhaal van een gedumpte plastic zak die op zoek gaat naar zijn maakster, en wat hem op die zoektocht allemaal overkomt.
Het idee lijkt op papier misschien een beetje raar of onnozel, maar ‘Plastic Bag’ is verbazend meeslepend, en Ramin Bahrani slaagt er zelfs in je een beetje te laten, euh, meeleven met de zak.
De stem van die zak heeft overigens een zwaar Duits accent dat verbazend veel op dat van Werner Herzog gelijkt.
Vandaag in onzeCINEMA CORONA een low budget-klassieker van Abel Ferrara: ‘THE DRILLER KILLER’, een film die – zoals u waarschijnlijk zelf al uit de titel kunt afleiden – niet écht geschikt is voor gevoelige kijkers.
Regisseur Abel Ferrara (die later ook het schitterende ‘Bad Lieutenant’ zou maken) speelt zelf de hoofdrol als Reno Miller, een artiest die in het New York van eind jaren ’70 – toen nog een smerige, stinkende en uiterst gevaarlijke stad, met straten vol zwervers en junkies – aan de kost probeert te komen.
Een bijna onmogelijke opdracht, zeker omdat zijn werk maar niet af raakt en hij zijn appartement moet delen met twee jonge vrouwen.
En zijn leven wordt helemaal een hel wanneer zijn huisbaas het appartement erboven verhuurt aan een punkband, die – zoals dat met punkbands gaat – de hele tijd op bijzonder luidruchtige wijze repeteren.
Langzaamaan drijft de getormenteerde Miller af in de totale waanzin, die hem ertoe aanzet ‘s nachts in New York willekeurige mensen met een drilboor te gaan bewerken….
‘The Driller Killer’ werd destijds door de pro censuur-moraalridders steevast aangehaald als één van dé ergste immorele voorbeelden van de video nasties-golf, maar wie veertig jaar later terugkijkt, ziet een film die eigenlijk veel meer in een arthouse dan in een spookhuis thuishoort.
Natuurlijk zitten er enkele horrorscènes in, maar in essentie is dit veel meer een low budget psychologisch drama of een New Yorkse punkfilm dan een typische slashermovie.
De films waar Ferrara voor zijn ‘Driller Killer’ vrolijk uit jatte liggen overigens nogal voor de hand: ‘Taxi Driver’ van Scorsese (het groezelige New York van eind jaren ’70), ‘Repulsion’ van Polanski (de afdaling richting totale waanzin), zelfs wat Cassavetes (het huiselijk drama) en een scheutje ‘Texas Chain Saw Massacre’ (maar dan met een drilboor in plaats van een kettingzaag).
Als dàt geen goede mix is, weten we het ook niet meer.
Een cijfer: de bevolking van de Verenigde Staten is goed voor ongeveer 5 procent van de wereldbevolking, maar toch telt het land op zijn eentje maar liefst een kwart van alle gevangenen op aarde.
Een getal dat niet echt in overeenstemming te brengen is met het ‘Land of the Free’-imago dat het zo graag wil uitdragen.
Nog een cijfer: in 1970 waren er 200.000 gevangenen in de VS, nu zijn dat er twee miljoén.
Maar één zaak is dan weer al meer dan honderd jaar hetzelfde gebleven: de zwarte gevangen zijn een ruim oververtegenwoordigde groep in de gevangenisbevolking.
In ’13th’ zoekt regisseuse Ava DuVernay uit hoe al die puntjes en cijfers met elkaar verbonden kunnen worden tot één logische lijn, en komt uit bij het dertiende amendement van de Amerikaans grondwet: dat schafte officieel de slavernij af in de Verenigde Staten, maar liet wel de deur op een kier voor één bevolkingsgroep: veroordeelde misdadigers.
Dat kleine achterpoortje in de grondwet werd meteen na de afschaffing van de slavernij massaal misbruikt: zwarten werden in het zuiden met duizenden tegelijk de gevangenis ingegooid voor de meest onnozele ‘vergrijpen’ (zoals ‘loitering’ of ‘vagrancy’, – letterlijk vertaald ‘rondhangen’ en ‘landloperij’), waarna men hen wettelijk als gratis werkkrachten in chain gangs kon inzetten om het zuiden na de Burgeroorlog weer op te bouwen.
Het enige verschil: ze heetten ze nu niet langer ‘slaven’, maar ‘criminelen’.
De presidenten Nixon,Reagan en Bush lieten met hun ‘law & order’- en ‘war on drugs’-campagnes de gevangenisbevolking massaal stijgen, zonder dat de misdaad daalde, laat staan dat het drugsprobleem ermee opgelost werd – wel integendeel!
En de Democraten zetten die politiek alleen maar verder: zo was er bijvoorbeeld Bill Clinton, die met zijn ‘3 Strikes And You’re Out’-wet wou bewijzen dat hij even hard kon zijn als de Republikeinen.
Tegenwoordig is daar nog bijgekomen dat veel gevangenissen in de VS geprivatiseerd zijn: yep, mensen opsluiten is nu opeens big business, met alle perfide gevolgen vandien.
’13th’ dateert uit 2016, maar is in het licht van de recente protestgolf na de dood van George Floyd zéér actueel, en een ware eye opener voor wie zich nog altijd zou afvragen waar al dat Black Lives Matters-protest in de VS zo opeens vandaan komt…
Bekroond met drie Emmy Awards en een Oscarnominatie voor Beste Documentaire.
Vandaag in onze CINEMA CORONA: ‘THE BIG COMBO’ van Joseph Lewis.
Politie-inspecteur Leonard Diamond probeert al een hele tijd gangster Mr. Brown te betrappen op financiële malversaties, maar harde bewijzen tegen de man ontbreken.
Bovendien heeft de gladde, psychopathische gangsterbaas op alle mogelijke niveaus connecties.
Of zoals zijn collega-inspecteur het uitdrukt: ‘You’re fighting a swamp with a teaspoon’.
En omdat het onderzoek handenvol geld kost en geen resultaat oplevert, dreigen zijn oversten er ook nog eens mee het helemaal stop te zetten.
Diamond ziet een laatste kans in het schaduwen van Susan Lowell, de vriendin van de gangster. De bloedmooie – maar suïcidale – dame is uitgegroeid tot een ware obsessie voor de speurder…
‘THE BIG COMBO’ is een magistrale film noir van Joseph Lewis, die vijf jaar eerder ook al het even briljante ‘Gun Crazy’ maakte.
Let vooral op de fabelachtige fotografie van John Alton, het wondermooie chiaroscuro-schaduwenspel en de excellente, jazzy soundtrack van David Raskin.
Bijzonder uniek, opvallend en gewaagd voor een film uit 1955: de twee genadeloze hitmen van Mr. Brown (gespeeld door Earl Holliman en Lee Van Cleef) zijn een voor de goede verstaander bijna openlijk homoseksueel koppel.
Vandaag maken we in CINEMA CORONA tijd voor de betere hedendaagse science fiction-horror: ‘RAKKA’ van de Zuid-Afrikaan Neill Blomkamp (‘District 9′), die voor de hoofdrol Sigourney Weaver wist te strikken.
De plot draait rond een groep aliens die op de aarde geland is: wat ze precies willen is niet duidelijk, maar dat ze niet vreedzaam zijn tegenover de mensheid is dan weer zéér duidelijk.
Door grote delen van de oerwouden in brand te steken hebben de aliens de planeet zo goed als onleefbaar gemaakt, en elders worden mensen onderworpen als slaven, of worden er apparaten ingeplant in de hersenen van gevangenen.
Hier en daar vechten nog enkele kleine groepen menselijke verzetsstrijders een compleet hopeloos lijkende strijd uit.
En om te overleven, moeten die soms onmogelijke verbonden aangaan, en dringen zich keuzes op die in vredestijd volstrekt immoreel zouden zijn.
Zo kan de groep rond verzetsleidster Jasper (Sigourney Weaver) alleen overleven dankzij de hulp van Nosh, een cynische pyromaan en bommenmaker die in meer vreedzame tijden gegarandeerd in de gevangenis zou zitten…
Blomkamps lanceerde met zijn Oats Studios via YouTube al diverse filmische ideeën, om te zien welke bij het publiek en de grote filmstudio’s aanslaan, en waar mogelijk een echte bioscoopfilm kan uit volgen.
‘RAKKA’ is er daar één van, en het is alvast een machtige showcase voor hun talent: de apocalyptische sfeerschepping is magistraal, en ook visueel is dit ronduit verbluffende stuff, verteld vanuit drie verschillende standpunten.
(OPGELET: een aantal scènes zijn niet geschikt voor gevoelige kijkers)
Deze film was maar tijdelijk beschikbaar en is niet meer te bekijken, u kunt nog wel tal van andere boeiende films online zien in onze CINEMA CORONA.
—
‘THE STRANGER’ is misschien wel de meest ondergewaardeerde film uit de rijke carrière van de briljante Orson Welles.
De film werd meteen na WOII gemaakt, en draait rond nazi-jager Wilson (gespeeld door Edward G. Robinson).
Die is op zoek naar de hooggeplaatste nazi Franz Kindler, die erin geslaagd is uit handen van de geallieerden te blijven.
Omdat er geen enkel spoor is naar de man, wordt besloten zijn vriend en collega-nazi Konrad Meinike te laten ontsnappen en die vervolgens te laten schaduwen, in de hoop dat hij hen naar de spoorloze Kindler zal brengen.
De “ontsnapte” Meinike vlucht naar Harper, een klein stadje in Connecticut. Een plaats waar zich op het eerste gezicht geen ex-nazi’s schuilhouden, maar een doodgewoon plaatsje met een school, een kerk en een dorpswinkel annex café…
Wat volgt is een kat-en-muis-spel tussen de nazi-jager en zijn prooi.
Orson Welles zelf was totaal niet tevreden over de film, omdat monteur Ernest Nims van de studio de opdracht had gekregen alles wat maar enigszins overbodig leek weg te knippen.
Nims – door Welles denigrerend ‘the Great Supercutter’ genoemd – kweet zich nogal enthousiast van die taak, en sneed ruim een half uur weg van de versie die Welles in zijn hoofd. Onder andere een openingsscène van negentien minuten is zo (waarschijnlijk definitief) verloren gegaan…
Desalniettemin is ‘The Stranger’ nog altijd een lekker ouderwets spannende thriller, met prima vertolkingen van Robinson, Loretta Young en uiteraard Welles zelf, in prachtige zwart-witbeelden gegoten door meester-cameraman Russell Metty.
‘The Stranger’ is overigens ook de eerste fictiefilm waarin beelden van de holocaust gebruikt zijn (toen Welles de eerste newsreels van de concentratiekampen zag, vond hij het essentieel dat iederéén die beelden te zien zou krijgen)
Regisseur Joe Dante vertelt over de achtergrond van de productie ‘The Stranger':
Vandaag in onze CINEMA CORONA: ‘THE LAST FARM’ van Runar Runarsson, van wie we eerder dit jaar nog de unieke mozaïekfilm ‘Echo’ vertoonden.
Aan de winderige en verlaten kust van Ijsland – ver weg van de bewoonde wereld – heeft Hrafn samen met zijn vrouw Groa zijn hele leven een boerderij gehad.
Maar nu – nog voor de gure winter eraan komt – maken ze zich op om naar een rusthuis te vertrekken.
Maandag komt hun dochter Lilja hen oppikken, maar toch is Hrafn dat laatste weekend nog bijzonder druk in de weer met vanalles en nog wat. Waarom?
‘THE LAST FARM’ is een pakkend en verrassend verhaal over liefde, oud worden en afscheid nemen, door Runarsson in prachtige beelden gegoten.