Vandaag in CINEMA CORONA: ‘BROTHERS’ van Robert Eggers.
Het in alle buitenlanden en op alle festivals bejubelde ‘THE LIGHTHOUSE’ van Robert Eggers was één van dé films die wij het afgelopen seizoen graag in het Filmhuis geprogrammeerd hadden, maar helaas besliste de Belgische distributeur om totaal onbegrijpelijke redenen de film niet uit te brengen in de zalen.
In onze Cinema Corona kunnen we u wel zijn ‘BROTHERS’ aanbieden, een korte film die hij maakte in 2015, nog voor zijn eerste langspeler ‘The VVitch’, om potentiële financiers te overtuigen van zijn regietalent.
En of ‘Brothers’ daarvan een bewijs bleek.
Het gegeven is uitermate simpel (een Kaïn en Abel-achtige situatie tussen twee broers in een bos, gebaseerd op een gelijkaardig incident in de jeugd van dichter Gregory Orr), maar Eggers bewijst hier dat hij op amper tien minuten niet alleen het beste uit acteurs weet te halen, maar ook dat hij zonder middelen een enorme spanning weet op te bouwen én een donkere doem-atmosfeer kan creëren.
Ethan Sailor en Griffin Fox Smith zijn uitmuntend als de twee broers die elkaar naar het leven staan.
Vandaag in CINEMA CORONA één van de allerbeste en meest invloedrijke naoorlogse misdaadfilms: ‘THE NAKED CITY’ van Jules Dassin.
Het (in half-documentaire stijl gefilmde) verhaal volgt het onderzoek naar de verdachte dood van Jean Dexter, een jong model in New York City.
Veteraan Dan Muldoon – 22 jaar dienst – krijgt de zaak toegewezen, en krijgt bij het onderzoek hulp van zijn jonge collega Jimmy Halloran, die amper drie maand in dienst is.
Waar er eerst een zelfmoord vermoed wordt, blijkt dat op basis van de feiten niet te kloppen. Sporen leiden in de richting van een aantal verdachten, die allemaal een link blijken te hebben met een reeks inbraken in appartementen…
Regisseur Jules Dassin – die later als communist op de beruchte Hollywood-blacklist terechtkwam en naar Frankrijk zou vluchten – liet zich voor ‘The Naked City’ inspireren door het werk van de briljante misdaadfotograaf Weegee (die in 1945 het boek ‘Naked City’ had uitgebracht), en huurde hem ook in als visueel consultant voor de film.
De look en de stijl van de film zijn dan ook ronduit adembenemend, en het camerawerk van William Daniels werd achteraf zeer terecht met een Oscar bekroond.
Omgekeerd zou ‘The Naked City’ dan weer dé inspiratiebron worden voor de jonge Stanley Kubrick, die als fotograaf op de set rondliep.
Vandaag in CINEMA CORONA: het bijzonder fraaie (en op een ware gebeurtenis geïnspireerde) ‘THE NEIGHBORS’ WINDOW’ van Marshall Curry, dit jaar bekroond met de Oscar voor Beste Kortfilm (en tal van andere prijzen).
Alli en Jacob zijn twee dertigers die met hun drie kleine kinderen in een New Yorks appartement wonen.
Op een dag merken ze dat in het appartement tegenover hen een jong koppel twintigers is ingetrokken. Het is ook heel moeilijk om daar naast te kijken, want de jonge overburen hebben geen gordijnen, maar wél stomende seks – élke dag. En wanneer ze geen seks hebben, lijkt er altijd wel een leuke houseparty aan de gang.
Het drukt Alli en Jacob met hun neus op de feiten: ze zijn amper dertig, maar dat soort onbezorgd bestaan ligt ondertussen wel al vér achter hen, want zij zitten nu al enkele jaren vast aan hun kinderwagens, aan online-werkvergaderingen en aan wie-doet-vandaag-de-boodschappen?-discussies.
Stilaan wordt het bespieden van de onbezorgde taferelen van de neukende en feestende twintigers aan de overkant dan ook een ware obsessie voor Alli en Jacob. Die tot overmaat van ramp ook niet langer kunnen ontkennen dat de eerste grijze haren en rimpels gearriveerd zijn!
‘The Neighbors’ Window’ is een heel fraai opgebouwd levensportret dat de kijker constant op het verkeerde been zet, omdat regisseur Marshall Curry zijn film de hele tijd slim heen en weer laat drijven tussen voyeuristische fantasie, familiedrama, komedie en tranentrekker.
Bovendien is het dag na dag stiekem meegluren in het leven van de buren een lekkere metafoor voor onze eigen online-frustraties: ook daar blijkt het leven van de rest van de wereld altijd nét iets interessanter en meer sexy dan dat van onszelf.
Prima film, met dito acteerprestaties van Maria Dizzia en Greg Keller als de thirtysomethings.
De muziek is van The National.
Er zou een vervolg op zijn hit ‘Call Me By Your Name’ in de pijplijn zitten, maar in afwachting daarvan presenteren we u graag een andere héérlijk zomerse liefdesfilm van Luca Guadagnino: ‘WALKING STORIES’.
Het verhaal begint in bella Italia, en meer bepaald in Florence, waar twee Amerikaanse upper class-vriendinnen elkaar bij toeval – en tot hun eigen stomme verbazing – tegen het lijf lopen.
Bij een drankje vertelt Sara Campbell daar aan Alicia over hoe haar leven helemaal in het honderd gelopen lijkt: de bloedmooie Sara heeft na een relatie van twee jaar eindelijk doorgekregen dat haar rijke vriend een complete hufter is, zo eentje van het type dat zelfs niet op het idee komt haar recht te helpen wanneer ze struikelt. Maar wat nu?
Het antwoord leek even te komen van Jarrod (excellente rol van Tom Ellis), bij wie ze ongevraagd in de auto gestapt was om haar (nu ex-)vriend te ontvluchten.
Jarrod is al even knap als Sara, en bovendien is hij intelligent, succesvol, stoer, beleefd en stijlvol, én blijkt hij heel wat trekjes met haar gemeen te hebben.
Laat maar aanrukken, die violen, de bloemetjes, de bijtjes en de vlinders, zou je dan zeggen…
Met de volstrekt adembenemende Kaya Scodelario in een fantastische hoofdrol, en met al even heerlijke bijrollen van Lauren Hutton, Nathalie Buscombe (zàlig als de subtiel afgunstige vriendin), Billy Magnussen (zàlig als de niet zo subtiele vriend van de subtiel afgunstige vriendin).
‘Walking Stories’ is een wonderlijke, warme en verrassende liefdeskomedie, bijzonder vakkundig geregisseerd door Luca Guadagnino: ideaal voor een zomerse avond, lijkt ons. Zéker kijken, dus!
Overigens geldt ook voor deze film weer onze ‘niet tevreden, geld terug!’-garantie.
86 (!) is Roman Polanski ondertussen, en voor de uitmuntende CINEMA CORONA-film van vandaag gaan we helemaal terug naar het begin van zijn carrière, in 1962.
Het verhaal draait rond André en Krystyna, een wat op elkaar uitgekeken koppel dat op weg is naar een uitje aan een meer, om daar een zeiltocht te gaan maken. Op weg daar naartoe rijden ze echter bijna een onvoorzichtige lifter omver.
Ondanks de woordenwisseling die daarna ontstaat tussen de man en de lifter, nemen ze hem toch mee, en nodigen ze hem uiteindelijk zelfs mee uit op de zeiltocht.
Maar eens op de boot ontstaat toch weer animositeit tussen de iets oudere, succesvolle en hautaine man en de hanige jongere lifter: allebei willen ze het alfamannetje zijn, allebei proberen ze – bijna op het kinderachtige af – indruk te maken op de sexy vrouw…
De jonge Polanski draaide de film nog in het communistische Polen, waar de partijbureaucraten overigens het scenario eerst hadden afgewezen.
Ondanks dat soort tegenwerking en de beperkte middelen slaagde Polanski er (samen met zijn maat en co-scenarist Jerzy Skolimowski) erin toch een ijzersterke, broeierige, spannende en sexy film af te leveren.
De jazz-soundtrack van Krzysztof Komeda is ronduit fantastisch, net als de adembenemende zwart-witfotografie van Jerzy Lipman.
Naar maandagse gewoonte in onze CINEMA CORONA vanavond weer een Art & Film-vertoning, zoals altijd in virtuele samenwerking met Academie Mechelen.
Op het programma: ‘GILBERT & GEORGE: NO SURRENDER’
Ze zien eruit als twee brave opa’s, als twee typisch Britse burgermannetjes, maar de Gilbert & George uit de titel zijn al jaren de rebellen van de Engelse kunstscene.
Onder het motto ‘Kunst voor iedereen’ (‘Art For All’) proberen ze al sinds ze – eind jaren zestig – startten de muren te slopen die de kunstwereld zorgvuldig rond zichzelf optrok.
Of zoals ze het zelf samenvatten: “We brengen ons publiek niet in de hemel, we brengen het niet in de hel. We brengen het naar de bar.”
Naar aanleiding van de grote retrospectieve van hun werk in het Londense Tate Modern maakte het BBC-programma ‘Imagine’ een intiem portret van het kunstenaarsduo dat elkaar eind jaren zestig ontmoette aan de Londense Saint Martin’s School of Art. “Het was liefde op het eerste gezicht”, zeiden ze daarover in een interview vijf jaar geleden.
Al hadden ze vroeger een andere verklaring waarom ze op school onafscheidelijk waren: het Engels van Gilbert Prousch (een Italiaan van geboorte, met een Reto-Romaans dialect als moedertaal) zou destijds zó slecht geweest zijn dat George Passmore (°1942) de enige was die hem kon begrijpen
Hun reputatie werd meteen gevestigd met hun eerste publieke performance, ‘The Singing Sculpture’ uit 1969, waarbij ze als levende standbeelden samen op een tafel stonden en de oer-Britse evergreen ‘Underneath the Arches’ zongen.
Bijna veertig jaar na hun debuut en een rijkgevulde carrière verder zocht Alan Yentob het duo op, bij hen thuis in het Londense East End.
Daar wonen ze al sinds hun studietijd samen als twee mannen, maar als één artiest.
Nu ze allang de zestig gepasseerd zijn, zijn ze zoals de meeste mannen van hun leeftijd niet meer bereid om te veranderen, al betekent dat in hun geval net dat ze jong en tegendraads blijven.
Daarnaast volgt deze boeiende docu ook de voorbereidingen en de opening van de retrospectieve in het Tate Modern, die met meer dan tweehonderd werken hun eerste belangrijke retrospectieve in 25 jaar wordt. Bovendien zijn ze na Andy Warhol de enige kunstenaars die een volledige verdieping kregen in het prestigieuze museum.
“Elk werk is een visuele liefdesbrief aan de bezoeker, aan élke bezoeker, wat ook zijn achtergrond, nationaliteit of religie is. Dat kan omdat we met universele onderwerpen werken. Dood, hoop, leven, angst, seks, geld, ras, religie: al die dingen zijn voor iedereen relevant.”
Nog twee weetjes voor de popliefhebbers: David Bowie was een fervent fan en verzamelaar van Gilbert & George-kunst.
En in 1970 zagen Florian Schneider en Ralf Hütter van Kraftwerk een expo van Gilbert & George in Frankfurt: het leverde hen het idee voor hun mannen-in-pakken-look op, én de gedachte om kunst tot bij iedereen in het alledaagse leven te brengen.
Kortom: enjoy!
GILBERT & GEORGE: NO SURRENDER Regie: Chris Rodley UK 2007, 50 min.
Vandaag in onze CINEMA CORONA: ‘SCARLET STREET’ van Fritz Lang, één van de allerbeste uit het zeer rijke film noir-genre, en misschien wel één van de beste naoorlogse films tout court.
Fritz Lang had voor de oorlog de Duitse cinema mee op de wereldkaart gezet met magistrale films als ‘Metropolis’ en ‘M – Eine Stadt Sucht Ein Mörder’, maar door de opkomst van het nazisme besloot hij het zekere voor het onzekere te nemen, en naar de Verenigde Staten uit te wijken (zijn vrouw Thea von Harbou, met wie hij o.a.’Metropolis’ maakte, koos overigens voor de foute kant van de geschiedenis).
In Amerika zou Lang in Hollywood een grote, rijkgevulde carrière opbouwen, waarin deze ‘Scarlet Street’ één van de absolute hoogtepunten is.
Het verhaal draait rond Christopher Cross, een bankbediende die met een midlife crisis kampt, en die halsoverkop verliefd raakt op een knappe, veel jongere vrouw.
Om indruk op haar te maken zwijgt hij over zijn echte job, en presenteert hij zich zich als een rijke, succesvolle artiest, terwijl hij in realiteit alleen maar een hobbyschilder is.
De echte vriend van de jonge vrouw heeft nu echter geld geroken: hij zet zijn vriendin er toe aan met de relatie door te gaan, om de man die ze verkeerdelijk voor een stinkend rijke artiest aanzien zoveel mogelijk poen af te troggelen…
Lang toont zich in ‘Scarlet Street’ een absolute meester in het creëren van een fatale doemsfeer, én in een kenner van de menselijke psychologie: de hele film lag creëert hij razend spannende mind games die de kijker tot de laatste seconde aan zijn stoel gekluisterd houden.
Femme fatale Joan Bennett en Dan Duryea zijn uitmuntend als het koppel dat de ongelukkige sukkel Edward G. Robinson van zijn geld wil afhelpen.
De fantastische zwartwit-fotografie is van Milton R. Krasner, het scenario van Dudley Nichols.
‘Scarlet Street’ is één van die onverwoestbare films die iederéén gezien zou moeten hebben. Bij dezen, hier uw kans:
Vandaag in onze CINEMA CORONA werk van de wonderlijke Jean-Pierre Jeunet, de man die de wereld twee van de meest inventieve films van de laatste dertig jaar schonk: ‘Amélie Poulain’ en ‘Delicatessen’.
Met het heerlijke ‘FOUTAISES’ maakte hij in 1990 al een soort voorstudie van die twee meesterwerken.
In deze kortfilm somt Dominique Pinon (zijn volstrekt unieke kop is bekender dan zijn naam) alle dingen op waar hij van houdt, en alle dingen waar hij een hekel aan heeft: simpel idee, maar Jeunet maakt er naar gewoonte iets unieks van.
Het camerawerk is van de meesterlijke Bruno Delbonnel, die later ook ‘Amélie Poulain’ en diverse films van Tim Burton en de Coen Brothers in beeld zou brengen.
Als bonus gooien we er ook nog ‘DEUX ESCARGOTS S’EN VONT’ bovenop, een prachtig kort animatiefilmpje gemaakt naar ‘Het lied van de slakken die naar een begrafenis gaan’ van Jacques Prévert.
In co-regie met Romain Segaud.
John Ford wordt door velen gezien als dé grootmeester van de Amerikaanse cinema, en daar zijn inderdaad vele argumenten en nog veel meer prachtfilms voor aan te halen.
Eén van zijn allerbeste is ‘MY DARLING CLEMENTINE’, een zo goed als perfecte film, gebaseerd op het (ook door vele andere regisseurs verfilmde) westernhistorie van Wyatt Earp, Doc Holliday, Tombstone en de O.K. Corral.
Het verhaal begint op het moment dat de gebroeders Earp – die hun vee richting Californië drijven – bij het stadje Tombstone arriveren.
Wanneer de oudste broers daar op onderzoek uitgaan, ontdekken ze dat er totale wetteloosheid heerst, in die mate dat niemand zich zelfs maar kandidaat durft te stellen voor de openstaande vacature van sheriff.
Maar de meest angstwekkende ontdekking volgt bij hun terugkomst: hun jongste broer James – die achtergebleven was om op het vee te passen – is vermoord.
Vastbesloten de laffe moord op hun broer te wreken, stelt Wyatt Earp zich kandidaat als sheriff van Tombstone…
‘My Darling Clementine’ is een film waarin Fords enorme talenten helemaal tot uiting kwamen: enerzijds zijn verbluffende visuele kracht (letterlijk élk beeld zit goed), en anderzijds zijn unieke gave om verhalen te vertellen – Ford grijpt de kijker van bij de eerste seconde bij zijn nekvel, en laat hem pas weer los nadat ‘The End’ over het scherm is gerold.
Bovendien weet Ford altijd het beste in zijn acteurs naar boven te halen: Henry Fonda, Victor Mature, Linda Darnell en Walter Brennan zijn hier allemaal outstanding.
En dan is er natuurlijk nog de titelsong, die als rode draad doorheen de film gebruikt wordt, en dat al die jaren later nog altijd een westernklassieker is.
Enjoy!
(Tip: van John Ford is ook het even geweldige ‘STAGECOACH’ nog altijd te (her)bekijken in onze CINEMA CORONA)
De Amerikaanse filmcriticus Ben Mankiewicz leidt de film vakkundig in:
Met de hand op het hart: we hadden écht niks afgesproken met David Lynch zelf, maar nadat wij hem gisteren in onze CINEMA CORONA programmeerden met zijn dagelijks ‘WEATHER REPORT’, postte hij een uurtje geleden een gloednieuwe kortfilm in zijn DAVID LYNCH THEATRE op YouTube.
Waardoor Lynch vandaag uiteraard opnieuw op de affiche van Cinema Corona staat, voor de tweede dag op rij.
‘FIRE (POZAR)’ is een nachtmerrie-achtige animatiefilm waarmee Lynch lijkt terug te grijpen naar de duistere animatiefilms die hij in het begin van zijn carrière (eind jaren zestig, begin jaren zeventig) maakte.
Net zoals in een nare droom zit er in ‘Fire (Pozar)’ geen echt logisch verhaal of plot, maar draait alles om beelden en sferen.
Lynch-assistent Noriko Miyakawa voegde de door Lynch getekende beelden samen tot een film, en de muziek is van Marek Zebrowski, die eerder ook al geregeld met Lynch samenwerkte.
(PS: een echte première is dit eigenlijk niet: de film dateert uit 2015, maar was tot vandaag alleen maar op een drietal plaatsen openbaar te zien geweest)