Familiefilm: DIE ABENTEUER DES PRINZEN ACHMED (Lotte Reiniger)

Abenteuer-des-Prinzen-AchmedStille film, live aan de piano begeleid door Hilde Nash.

 

 

 

—–
In de filmgeschiedenis werden de pioniersrollen in de animatiefilm vaak toegeschreven aan mannelijke animatoren als Winsor McCay (die in de jaren ’10 al korte animatiefilms maakte) en Walt Disney, maar het was wel degelijk een vrouw die in 1926 de oudste nog overlevende lange animatiefilm maakte: Lotte Reiniger.

Volle tien jaar vóór Disneys ‘Sneeuwwitje’ – vaak ten onrechte geciteerd als de eerste lange animatiefilm – maakte Reiniger ‘DIE ABENTEUER DES PRINZEN ACHMED’, ook vormelijk meteen een meesterwerkje dat bijna honderd jaar later nog uiterst fris en origineel oogt.

Ten bewijze tonen we u de gerestaureerde versie van dit wonderbaarlijke schimmenspel, zoals dat hoort live begeleid door Hilde Nash, als pianiste één van de vaste muzikale begeleiders van de stille films in het onvolprezen Brusselse filmmuseum, de Cinematek.

goethe-institutDe animatie is gebaseerd op het Chinese schaduwenspel met poppen, terwijl het verhaal naar ‘Duizend en Eén Nacht’ verwijst.

Reiniger (geboren in Berlijn in 1899) begon haar carrière in de filmwereld als ontwerpster voor de titelkaarten van de films van Paul Wegener, iets waarin ze meteen haar unieke animatietalent kwijt kon.

Het zette haar ook op weg om vanaf 1919 zelf korte animatiefilms te gaan maken, én de special effects van de grote Duitse filmproducties van die tijd te verzorgen (o.a. voor ‘Die Nibelungen’ van Fritz Lang).

Ondanks haar overduidelijke talent en succesvolle werk voor anderen vond ze in de jaren Continue reading “Familiefilm: DIE ABENTEUER DES PRINZEN ACHMED (Lotte Reiniger)” »

MONSIEUR LAZHAR (Philippe Falardeau)

Monsieur_Lazhar-799125662-large
Monsieur Bashir Lazhar is een Algerijnse asielzoeker die in een basisschool in Montréal vol goede moed aan een interimjob als leraar begint.

Probleem: zijn voorgangster heeft zich in haar klas opgehangen, en zo de leerlingen met een verschrikkelijk trauma opgezadeld.

De directie verbiedt hem het over dat afschuwelijke voorval te praten, maar Lazhar – die door zijn verleden zelf flink wat ervaring heeft met trauma’s en verlies – kan niet lijdzaam toezien hoe de ‘professionals’ het aanpakken.

Stukje bij beetje weet de eigenzinnige en aparte Monsieur Lazhar het vertrouwen van de

logo_ccv_kleur

kinderen te winnen, en ze van hun innerlijke wonden te genezen.

Een recht naar het hart gaand scenario, heerlijke dialogen, een ontroerende vertolking van de Canadese komiek Mohamed Fellag als

Continue reading “MONSIEUR LAZHAR (Philippe Falardeau)” »

IN THE MOOD FOR LOVE (Wong Kar-Wai)

In_The_Mood_For_Love

 

Als klassieker van deze maand hebben we dit keer de gloednieuwe 4K-restauratie van ‘IN THE MOOD FOR LOVE’ in petto, de adembenemend mooie liefdesfilm van Wong Kar-Wai.

De film speelt zich af in het Hong Kong van 1962: mevrouw Chan (glansrol van Maggie Cheung) krijgt met meneer Chow (Tony Leung) een nieuwe buur in het appartementsgebouw, maar al gauw blijkt dat ze veel meer delen dan alleen maar een gemeenschappelijke muur.

Zo blijken hun partners allebei vaak uithuizig te zijn, en allebei een buitenechtelijke relatie te hebben – met elkaar, zo ontdekken ze niet veel later, wat uiteraard voor een stevige shock zorgt.
De twee buren vinden eerst troost en herkenning bij elkaar, en proberen te begrijpen wat

hun partners bezielde, maar dat mondt stapje voor stapje uit in verboden verlangen en een hevig opflakkerende liefde…

‘IN THE MOOD FOR LOVE’ is oneindig veel meer dan zomaar een magistrale liefdesfilm: letterlijk élk beeld en élke seconde van deze film ademt pure esthetiek en schoonheid.
De kostuums, de gestileerde beelden van meester-cameraman Christopher Doyle, de Continue reading “IN THE MOOD FOR LOVE (Wong Kar-Wai)” »

CINEMA CORONA #189: DUEL IN THE SUN (King Vidor)

Duel_in_the_sunVandaag in CINEMA CORONA: een uiterst broeierige western die destijds door de Katholieke kerk als des Duivels verketterd werd, en die door de critici smalend hertiteld werd tot ‘Lust In The Dust’ – twee redenen om zéker te kijken, dus!

Een derde reden om naar ‘DUEL IN THE SUN’ (want over die film hebben we het) te kijken is omdat Martin Scorsese een grote fan is.
Sterker nog: het was de eerste film die hij zag!

Scorseses moeder nam de kleine Martin mee naar deze Freudiaanse, over the top-pe film vol lust en geweld toen hij amper vier was, een feit waar hij nu nog altijd verbaasd over is: ‘Ik vermoed dat ze me meenam zodat ze een excuus zou hebben om hem zelf te kunnen zien. Het was een overdonderende, angstaanjagende ervaring: de heldin viel niet voor de goede, maar voor de slechte! Ik begreep niet hoe dat mogelijk was.’

Dat is inderdaad in twee regels samengevat het scenario van ‘DUEL IN THE SUN': de half-Indiaanse Pearl (gespeeld door Jennifer Jones) is wees geworden, na een familiedrama waarin haar vader haar moeder vermoordde, nadat hij haar betrapt had op overspel.

Na de veroordeling en executie van haar vader vindt de bloedmooie jongedame onderdak bij verre familie, op een ranch in Texas.
Algauw brengt ze daar met haar looks de twee zonen van de familie het hoofd op hol: zowel Jesse (de nette, burgerlijke en betrouwbare zoon, gespeeld door Joseph Cotten) als Lewt (een knappe maar agressieve en brutale rokkenjager; rol van Gregory Peck) dingen naar haar gunst.

Hoewel ze eerst beiden afwijst, kan ze uiteindelijk toch niet weerstaan aan de aantrekkingskracht van Lewt. Wat tot een uiterst stormachtige relatie leidt, met dito gevolgen…

Letterlijk àlles in ‘DUEL IN THE SUN’ is net één graadje té: van de Technicolor-kleuren die bijna uit het scherm branden over de make-up van Jennifer Jones en de wild aanzwellende soundtrack van Dimitri Tiomkin tot het Freudiaans scenario dat zó karikaturaal Freudiaans is dat waarschijnlijk Freud zélf het toch wel wat teveel Freud gevonden zou hebben.

Het maakt van de film een unieke, fascinerende car crash, een briljante soap opera met paarden en cowboyhoeden waar je – willen of niet – blijft naar kijken.

(ter info: de film zelf start na de 12 minuten durende prelude!)

De bekende Australische criticus David Stratton had een ervaring die gelijkloopt met die van Scorsese, al was het bij hem zijn grootmoeder die hem als kind meenam naar de film – tot woede van zijn moeder.
Bekijk zijn amusante inleiding hier:

CINEMA CORONA #188: TAGEBUCH EINER VERLORENEN (G.W. Pabst)

Tagebuch_einer_verlorenen-Vandaag in CINEMA CORONA: één van de filmrollen die van Louise Brooks dé ster van de jaren ’20 zouden maken, en die haar look en iconische stijl voor eeuwig zouden vastleggen.

Brooks was in 1929 uit Amerika naar Europa vertrokken, ontevreden over de onnozele rollen die ze van de Hollywoodstudio’s toegeschoven kreeg, én over een beloofde maar niet gekregen loonopslag.

Een gewaagde maar juiste beslissing, want in het Duitsland van die tijd – enkele jaren voor Hitler daar de macht zou grijpen – vond ze de regisseur die haar wél volwassen rollen aanbood: Georg Wilhelm Pabst.

In één jaar maakte ze met Pabst ‘PANDORA’S BOX’ en ‘TAGEBUCH EINER VERLORENEN’, twee enorme hits met voor die tijd uiterst geriskeerde onderwerpen (‘Tagebuch’ werd destijds dan ook zwaar gecensureerd, en is pas sinds een restauratie in de eighties weer in de originele vorm te zien).

In ‘TAGEBUCH EINER VERLORENEN’ speelt Brooks Thymian, een jonge vrouw die door de assistent van haar vader verkracht wordt en zwanger raakt.

Wanneer ze na de geboorte weigert met hem te trouwen, ontneemt de familieraad haar het kind, en wordt ze zelf naar een tiranniek geleid verbeteringsgesticht gestuurd.
Samen met haar vriendin Erika slaagt ze erin uit de instelling te ontsnappen, maar haar bestaan buiten blijkt een al even grote helletocht te zijn dan erbinnen: ze ontdekt dat haar kind overleden is, en aangezien ze geen opleiding of inkomsten heeft, moet ze noodgedwongen in een bordeel aan de slag…

De film wordt helemaal gedragen door de ook vandaag nog altijd elektriserende performance van Brooks, die anderhalf uur lang alle aandacht naar zich toezuigt.

Ironisch genoeg vertoonde haar echte leven meer dan één gelijkenis met dat van Thymian: ze werd als jong meisje misbruikt, en raakte na haar (amper tien jaar durende) acteercarrière in financiële problemen, die ze wist te overwinnen door als upper class-escort te werken.

(klik onderaan op ‘instellingen’ en ‘Engels’ voor Engelse ondertitels:)

CINEMA CORONA #186: ORPHÉE (Jean Cocteau)

Orphée
Vandaag in CINEMA CORONA één van de meesterwerken van de Franse surrealist en multitalent Jean Cocteau: ‘ORPHÉE’.

Cocteau maakte vooral naam met zijn poëzie en literair werk (‘Les Enfants Terribles’ werd en wordt algemeen beschouwd als zijn beste), maar blonk uit in de meest uiteenlopende artistieke disciplines.

Waaronder dus ook film: in de jaren ’30 had hij al de surrealistische klassieker ‘Le Sang d’Un Poète’ gedraaid’, maar het was pas na de tweede wereldoorlog dat hij bij het grote publiek doorbrak, toen hij met het wondermooie sprookje ‘La Belle et La Bête’ een ware klassieker afleverde die miljoenen toeschouwers naar de cinema’s wist te trekken.

Het even fascinerende ‘ORPHÉE’ dateert van enkele jaren na ‘La Belle et La Bête’, en ook voor deze film castte Cocteau zijn fetisjacteur Jean Marais in de hoofdrol.

Het verhaal is gebaseerd op de oude Griekse Orpheus-mythe, maar dan verplaatst naar het naoorlogse Parijs: Orphée is een uiterst succesvolle, iets oudere dichter die jaloers en minachtend bekeken wordt door de jongere generatie in het Café des Poètes – dé place to be van cultureel Parijs.

Eén van zijn jongere rivalen is de dichter Cègeste. Wanneer die na een dronken caféruzie wil vluchten voor de politie, wordt hij op zijn vluchtpoging doodgereden door een stel bikers.

Een mysterieuze prinses biedt aan het lijk én Orphée mee te nemen in haar Rolls Royce, waarna al snel blijkt dat die elegante maar duistere prinses een létterlijke femme fatale is: ze is De Dood zelf, die Orphée meetroont naar haar onderwereld, en hem losweekt van zijn vrouw Eurydice…

‘ORPHÉE’ is een soort verfilmde droom, met alle elementen die daarbij horen: de onwerkelijke, surreële verhaalsprongen, de eerie sfeer en de bizarre wendingen worden voor de hedendaagse kijker nog flink verhevigd door de ambachtelijke special effects uit die tijd, want CGI moest nog uitgevonden worden: één van de spiegels waardoor de personages naar het hiernamaals stappen, bestond uit een vat kwik!

De scenes in het hiernamaals zijn overigens opgenomen in de ruïnes van Saint-Cyr, een plaats die tijdens de oorlog helemaal platgebombardeerd was.

Al die elementen dragen er toe bij dat ‘ORPHÉE’ een volstrekt unieke film is geworden, van een soort die niet meer gemaakt wordt: verplicht voer voor iedereen die van poëzie, surrealisme en fantastiek houdt.

Naast Jean Marais ziet u o.a. Maria Casares (als De Dood) en Juliette Gréco, de muze van Miles Davis en Serge Gainsbourg die eind vorig jaar overleed.

(Engelse ondertitels aanschakelen kan door onderaan op ‘Instellingen’ en vervolgens ‘Engels’ te klikken:)

De vakkundige inleiding wordt verzorgd door Mark Kermode (BBC/BFI):

Er zijn zeker tien goede redenen waarom u de film moet zien, maar hier verzamelden ze er alvast drie:

CINEMA CORONA #184: I WAS A MALE WAR BRIDE (Howard Hawks)

l_Was_A_Male_War_BrideVandaag in CINEMA CORONA:  ‘I WAS A MALE WAR BRIDE’, één van de vele topfilms uit het gigantische (top-)oeuvre van regisseur Howard Hawks.

Hawks baseerde deze heerlijke screwball comedy op de biografie met misschien niet de meest catchy titel uit de geschiedenis, maar zeker wel de langste titel aller tijden: ‘I Was An Alien Spouse of Female Military Personnel En Route To The United States Under Public Law 271 Of The Congress’.

Alles draait rond Henri Rochard, een Franse officier die tijdens een missie verliefd wordt op Cathy Gates, een Amerikaanse collega-officier.

Maar nadat ze getrouwd zijn ontdekt hij dat ze volgens de wet alleen samen naar Amerika kunnen gaan als ‘hij’ als zich in een ‘zij’ kan omtoveren: volgens de Amerikaans wet worden namelijk alleen ‘war brides’ toegelaten…

Hawks focust zijn stijl zoals altijd zeer op de acteurs, en gebruikt zo weinig mogelijk shots, wat resulteert in natuurlijke humor, die dan ook nog eens geweldig gebracht wordt door de twee hoofdrolspelers, Cary Grant en Ann Sheridan.

Cary Grant levert de kwaliteit die we van hem gewoon zijn, en Ann Sheridan zet hier op geweldige wijze een typisch Hawksiaanse Sterke Vrouw neer: geen domme sekspoes, maar een vrouw die altijd een duidelijke mening klaar heeft, die vlotjes de gevatte opmerkingen rondstrooit én die even goed in haar job is als haar mannelijke tegenspeler.

‘I WAS A MALE WAR BRIDE’ was een screwball comedy die destijds bedoeld was om het oorlogsmoeë publiek even de ellende van de vijf voorgaande jaren te laten vergeten, maar blijkt ook nu nog altijd de ideale, coronavrije ontspanning na een lange werkdag.

Enjoy!

CINEMA CORONA #181: ROCK ‘N’ ROLL HIGH SCHOOL (Allan Arkush)

Rock'n'roll_High_schoolLang geleden dat we in CINEMA CORONA nog eens een lekkere B-film hadden, dus hierzie: ‘ROCK ‘N’ ROLL HIGH SCHOOL’, anderhalf uur volstrekt onnozele maar even volstrekt onweerstaanbare fun, fun, fun voor iedereen die de rock-‘n-roll een warm hart toedraagt.

Het – nouja – verhaal speelt zich af in de Vince Lombardi High School, waar de directeurs er één na één de brui aan geven omdat geen van de studenten er in leren geïnteresseerd lijkt.

Tot de kille, dictatoriale bitch Miss Togar de touwtjes in handen krijgt: zij heeft gezworen alle rock-‘n-roll-toestanden met wortel en tak uit te roeien.

Ze komt dan ook meteen frontaal in botsing met de rebelse Riff Randell, een jeugdige Ramones-fan die zich opgeworpen heeft als leidster van de rock-‘n-rollers.

Wanneer Miss Togar en enkele Bezorgde Ouders de platen willen verbranden, roepen de studenten de Ramones zelf ter hulp…

‘ROCK ‘N’ ROLL HIGH SCHOOL’ is een typische lowbudgetfilm uit de stal van Roger Corman (zie ook ‘DEATH RIDE 2000′)
Corman wilde de typische Amerikaanse tienerfilm – een fiftiesgenre dat helemaal uitgestorven leek – nieuw leven wou inblazen door in te spelen op een populaire muzikale trend van die tijd: de eerste werktitel van de film was dan ook ‘Disco High’, later dacht men aan ‘Heavy Metal Kids’, waarna Corman het toen megapopulaire Cheap Trick als centrale groep dacht te strikken.

Gelukkig voor ons had Cheap Trick geen tijd, en kwamen ze uiteindelijk bij ‘ROCK ‘N’ ROLL HIGH SCHOOL’ en de perfect passende Ramones terecht, waardoor de film nu de absolute cultstatus heeft: de humor is cartoonesk, de acteurs hebben geen idéé wie Ibsen of Tsjechov zijn, het scenario lijkt ter plaatse bedacht door Beavis & Butthead (‘Hey, wat als we nu eens een muis zouden laten exploderen?’ ‘Huhuh, cool!’) en de soundtrack is piccobello: iedereen die de Ramones, The Velvet Underground, DEVO, Alice Cooper, Brian Eno en MC5 in zijn film stopt, krijgt van ons grote onderscheiding.

De titelsong (geproducet door Phil Spector) was overigens de enige echte hit die de nochtans fantastiese Ramones ooit zouden scoren.

Kortom: hey ho, let’s go!

BONUS: de live-opname van de Ramones op oudejaarsavond 1977, toen ze er voor een uitzinnig publiek in de Rainbow in Londen op 26 minuten tijd 14 nummers wisten door te jagen, aankondigingen en pauzes inbegrepen.
‘RAMONES: LIVE AT THE RAINBOW – DECEMBER 31, 1977′ is een magistrale concertfilm, en op plaat uitgebracht als ‘It’s Alive’, waarschijnlijk de beste live-punkplaat ever.

CINEMA CORONA #177: THEY CAUGHT THE FERRY (Carl Theodor Dreyer)

They_Caught_The_FerryVroooàààr!
Snelheidsduivels zijn van alle tijden, en dus bestaan ook veiligheidscampagnes van de overheid al langer dan vandaag.

In 1948 kreeg de Deense grootmeester Carl Theodor Dreyer (zie bijvoorbeeld ook de gothic horror-klassieker ‘VAMPYR’) de opdracht een kortfilm voor een anti-laagvliegercampagne te maken.

Het resultaat daarvan – ‘THEY CAUGHT THE FERRY’ – is ook al die jaren later nog steeds spannend en duister-grappig, precies omdat Dreyer niet met het vingertje staat te zwaaien, maar omdat hij óók de opwinding en de kicks van hoge snelheid in beeld weet te brengen, en omdat hij niet vies is van een fikse scheut inktzwarte humor om de boodschap over te brengen.

Het verhaal gaat over een motorrijder en zijn vriendin die met de ferry op het eiland Assens aankomen, en op tijd de eerste ferry aan de andere kant van het eiland – 70 kilometer verder – willen halen. In theorie is dat onmogelijk, want ze hebben maar 45 minuten, en er zijn geen autostrades op het eiland.
Maar de motard en zijn vriendin houden van lekker doorsjezen, en dus zúllen ze de eerste ferry halen…

‘THEY CAUGHT THE FERRY’ (originele titel: ‘De Nåede Færgen’) is een voorbeeld van hoe een maximaal effect te creëren met minimale middelen: het hele verhaal wordt eigenlijk visueel verteld, met een slimme, snelle montage, en een surprise ending die de boodschap moet overbrengen.

CINEMA CORONA #174: THE HUSTLER (Robert Rossen)

The_Hustler
Met het fantastische ‘THE HUSTLER’ presenteren we vandaag in CINEMA CORONA misschien wel de allerbeste film uit de sowieso toch al niet misse carrière van Paul Newman .

In ‘THE HUSTLER’ speelt Newman met veel bravado ‘Fast Eddie’ Felson, een extreem getalenteerde poolspeler zijn geld verdient door her en der in bars voor geld tegen lokale biljarters te spelen, die hij tot hoge inzetten drijft door zich voor te doen als een knoeier.

De combinatie van zijn talent met stevig drankgebruik en een hanige attitude bezorgen hem algauw een reputatie in het wereldje van de hustlers, én leiden ertoe dat hij in zijn overmoed poollegende Minnesota Fats tot een match voor een extreem hoge inzet uitdaagt.

Na een partij van 24 uur tegen de sluwe oude vos verliest Fast Eddie echter zowat alles wat hij heeft: zonder geld of manager en met een totaal geknakt zelfvertrouwen moet hij een nieuwe toekomst voor zichzelf proberen op te bouwen…

Wat volgt is een meesterlijk psychologisch epos over vallen en opstaan, over je ziel verkopen en over je integriteit behouden.

Met ‘THE HUSTLER’ maakte regisseur Robert Rossen een quasi-perfecte film: het scenario en de dialogen zijn magistraal, de casting is geweldig (naast Newman spelen George C. Scott, Piper Laurie en Jackie Gleason de pannen van het dak), de lekkere, sleazy jazz-soundtrack van Kenyon Hopkins zet perfect de sfeer, en het camerawerk van de oude Duitse grootmeester Eugen Schüfftan werd terecht met een Oscar bekroond (Schüfftan was een man die in de jaren dertig al meesterwerken als ‘Metropolis’ en ‘Die Nibelungen’ had gedraaid).

Martin Scorsese was zó onder de indruk van ‘THE HUSTLER’ (uit 1961) dat hij er met ‘THE COLOR OF MONEY’ (uit 1986) een vervolg op draaide, waarin Paul Newman zijn poolkennis doorgeeft aan zijn opvolger, gespeeld door Tom Cruise.
Oók een prima film, maar zo goed als het origineel? Nope: Newman blijft voor eeuwig en altijd de enige echte hustler.

Karyn Kusama verzorgt de vakkundige inleiding: