Vandaag presenteren we u twee heerlijke korte films van de wonderlijke Wes Anderson, regisseur van moois als ‘Moonrise Kingdom’, ‘The Grand Budapest Hotel’ en ‘The Royal Tenenbaums’.
De eerste is ‘HOTEL CHEVALIER’ (2007), een kort liefdesverhaal met Natalie Portman en Jason Schwartzman op een Parijse hotelkamer. Jack Whitman heeft net een sandwich besteld bij de room service wanneer zijn telefoon rinkelt: zijn vriendin met de totaal onverwachte melding dat ze langskomt…
‘Hotel Chevalier’ kan gezien worden als een soort prélude op Andersons langspeler ‘The Darjeeling Limited’, maar is ook perfect op zichzelf te bekijken.
Ook ‘CASTELLO CAVALCANTI’ (2013) heeft Schwartzman in de hoofdrol, maar speelt zich af in Italië, waar er voor een autoracer na een crash en een ‘perte totale’ niks anders op zit dan de bus naar huis te nemen…
En als nagerechtje hebben we ook nog deze door Anderson geregisseerde Softbank-commercial, met Brad Pittin de hoofdrol: een heerlijk zomers en door Jacques Tati geïnspireerd filmpje met de jonge France Gall op de soundtrack. Enjoy!
Zoals op elke online-maandag presenteren we u vandaag opnieuw een Art & Film, naar goede gewoonte in virtuele samenwerking met Academie Mechelen.
Op het programma staat ‘STYLE WARS’, een uiterst opwindende docu van Tony Silver en Henry Chalfant uit 1983, over de in die tijd zeer levendige en vibrerende graffiti- en hiphopcultuur in New York.
De makers volgden niet alleen tal van de beste graffiti-artiesten tijdens hun (vaak illegale) bezigheden in de metro, maar laten ook de wanhopige autoriteiten aan het woord: voor de toenmalige New Yorkse burgemeester Koch, agenten, ouders en vertegenwoordigers van het metrobedrijf was het – ondanks hun stoere waarschuwingen, pseudo-coole campagnes en dreigen met straf – dweilen met de kraan helemaal open.
Graffiti-pioniers als Taki 183, Seen, Iz The Wiz, Dondi, Zephyr en de éénarmige Kase2 worden ondertussen algemeen erkend als belangrijke artiesten, maar werden toen – zo blijkt uit deze docu – door de goegemeente alleen maar als vandalen gezien.
Behalve de beste graffiti-artiesten heeft ‘Style Wars’ ook een soundtrack die propvol staat met ondertussen klassiek geworden hiphoptracks van (o.a.) The Sugarhill Gang, Rammelzee, Trouble Funk en Grandmaster Flash, én wisten ze er enkele geweldige scènes te filmen met breakdancepioniers Crazy Legs en Frosty Freeze van de Rock Steady Crew.
Verplichte en fantastische entertainende kost voor iedereen die iets wil weten over de wortels van de graffiti en de street art, over rap, over breakdancing of over het New York van de vroege jaren ’80.
Net zoals op de echte Filmhuis-zondagen presenteren we u ook op deze online-zondag een fijne greep uit het animatie- en stop motion-aanbod voor kinderen (ook geschikt voor volwassen kinderen).
Zo hebben we enkele van die goede oude ‘LA LINEA’-afleveringen weten op te duikelen, het grappige en soms colèrige Italiaanse mannetje uit één lijn, plus enkele fijne inlandse producties: van onze Mechelse studio REKKER, van onze al even Mechelse Hans Lettany en van Vincent Bal.
En we laten u een wonderlijke stop motion uit 1906 (!!) ontdekken: ‘Le Theatre de Petit Bob’.
Wie daarna honger gekregen heeft, serveren we nog een heerlijke stop motion-spaghetti van PES.
En voor de iets oudere kinderen die tijdens de lockdown graag zélf hun animatie- of stop motion-film willen maken, voegden we onderaan de playlist enkele fijne ‘doe het zelf’-instructiefilmpjes van Studio REKKER toe. Aan de slag!
Vandaag in CINEMA CORONA: ‘THE MAN WITH THE GOLDEN ARM’, een excellent klassiek gangsterdrama van Otto Preminger.
In de hoofdrol Frank Sinatra, die hier bewijst dat hij behalve een topzanger ook een topacteur was. Sinatra speelt Frankie Machine, die net uit de gevangenis ontslagen is en terugkeert naar zijn vrouw Josh, die sinds een vreselijk auto-ongeluk (met een dronken Frankie aan het stuur) aan haar rolstoel gekluisterd zit.
Maar hij keert niet alleen terug naar zijn familie, want hij wordt in de North Side van Chicago ook
meteen weer in de armen gesloten door zijn oude entourage van kleine criminelen: Schwiefka (die een illegale goktent beheert), Sparrow (die een schimmig handeltje in honden runt) en Louie, zijn oude drugsdealer.
Tijdens zijn tijd binnen is Frankie erin geslaagd af te kicken van zijn heroïneverslaving, en hij wil het nu proberen als drummer. Maar aan afgekickte drummers heeft Louie uiteraard niks…
‘The Man With The Golden Arm’ is een bijzonder stevig, zelfs grimmig drama dat op een voor die tijd (zijnde 1955) erg open manier het thema van drugsverslaving aansneed – zeker omdat een toenmalig tieneridool de hoofdrol speelde.
Naast de vertolking van Sinatra en de film noir-achtige sfeer is er bovendien nog veel meer om van te genieten: de geweldige, door grootmeester Saul Bass ontworpen titelsequentie, de jazzy soundtrack van Elmer Bernstein, de excellente cast met o.a. Darren McGavin als de crapuleuze dealer en Kim Novak als de blonde femme fatale.
U dacht dat het Coronavirus het meest verschrikkelijke was dat ooit uit China tot hier geraakte?
Wel: u denkt fout!
Ten bewijze hebben wij vandaag in CINEMA CORONA‘THE CRIPPLED MASTER’ van Joe Law voor u klaarstaan, een film die van een zodanig verschrikkelijk slechte smaak getuigt dat we vinden dat elke zichzelf respecterende filmfan (maar vooral ook elke zichzelf niét respecterende filmfan) hem gezien moet hebben.
Want hey, in het Filmhuis voeren wij eclectisch programmeren hoog in het vaandel: de ene dag Chantal Akerman, de volgende Buster Keaton en vandaag dus bad taste van de onderste plank.
De plot draait rond twee gehandicapte Kung Fu-meesters – de ene zonder armen, de andere zonder benen – die wraak willen nemen op de slechteriken. En jawel, de Kreupele Meesters zijn echt met twéé, de titel had dus eigenlijk ‘The Crippled Masters’ moeten zijn, maar het staat onmiskenbaar fout in enkelvoud op de titelrol!
En die titelblunder is maar het begin van de pret, want ‘The Crippled Master’ bevat werkelijk alles wat een foute film zo lekker fout kan maken.
Hilarisch slechte dubbing? Check!
Budget voor maar twee geluidseffecten (meer bepaald ‘yihàà!’ en ‘tsjik-tsjak!’)? Check!
Plotwendingen die een nog meer onduidelijke en verwarring zaaiende richting uitgaan zijn dan de persbriefings van Wouter Beke? Check!
Een vage, vale kopie die van een illegaal gekopieerde VHS van een andere illegaal gekopieerde VHS lijkt te komen? Check!
Totaal zieke gevechtsscènes? Check!
Een toeschouwer die na 90 minuten totaal verbluft achterblijft met de vraag ‘What the fuck did I just watch?’ ? Dubbelcheck!
Overigens geen idee wie ooit met het idee voor een film met gehandicapte Kung Fu-vechters is komen aanzetten, nog minder waarom een producer en een stel investeerders dat vervolgens een goéd idee hebben gevonden, en zo mogelijk nóg minder hoe ze uiteindelijk ooit effectief twéé gehandicapte Kung Fu-vechters hebben gevonden die dat scenario tot uitvoer konden en wilden brengen, maar: de film is gemaakt, en zorgde ervoor dat de gehandicapte vechters Jackie Conn en Frankie Shum echte sterren werden in het verre Oosten.
Probeert ú overigens maar eens in uw kot te oefenen tot u zonder armen te gebruiken nunchaku-stokjes kunt hanteren, of tot u zonder benen iemand een trap tegen zijn middenrif kunt toedienen.
Enjoy – en zoniet zijn we morgen gewoon weer terug met het iets smaakvollere gedeelte van onze programmatie!
Van alle geniale komedies die Buster Keaton ooit gemaakt heeft (en dat zijn er zeer vele), is het fenomenaal grappige ‘THE SCARECROW’ misschien wel de meest onderschatte en de minst bekende.
Daarom vonden we het hoog tijd die nog eens boven te halen voor onze CINEMA CORONA, vooral omdat onze collega’s van het onvolprezen Lucky Dog Picturehouse – een soort Filmhuis, maar dan met alleen stomme films begeleid door livemuziek – een versie met live pianomuziek online hebben gezet.
En met live publiek, dat makkelijk te herkennen is aan de lachsalvo’s op de achtergrond.
‘The Scarecrow’ gaat over twee vrijgezelle boerenknechten die samen in een huis wonen dat één kamer groot is (of in een kamer die één huis groot is, u mag zelf kiezen).
Dat samenleven gaat prima en verloopt via een perfect door henzelf uitgekiend technisch systeem – u moet het zien om het te geloven! – maar buitenshuis is er toch een probleem tussen de twee: ze dingen allebei naar de hand van de knappe boerendochter Sybil, die zelf droomt van een carrière als danseres.
En die een zeer beschermende vader heeft.
En die eigenares is van een dolle hond…
‘The Scarecrow’ is een werkelijk héérlijke komedie, die letterlijk van de eerste tot de allerlaatste seconde volgepropt zit met dolle gags, klassieke Keaton-stunts, slapsticktoestanden, geweldige visuele vondsten, wilde achtervolgingen én (voor de oplettende kijker) zelfs enkele politieke grappen.
En ook al is de film exact 100 jaar oud, hij vliegt werkelijk in een rotvaart voorbij.
De soundtrack die u hoort is live bij de film gespeeld door Andrew Oliver.
Roman Polanski kent u uiteraard van magistrale langspeelfilms als ‘Repulsion’, ‘Chinatown’, ‘Rosemary’ Baby’, ‘Carnage’ of – onlangs nog – ‘J’Accuse’, maar ook op de korte afstand heeft hij al flink wat pareltjes geproduceerd.
We beginnen met ‘A THERAPY’, een korte film (of een lange reclamespot) die hij draaide voor Prada, met in de hoofdrollen Ben Kingsley en Helena Bonham Carter - geld was dus blijkbaar geen probleem voor de sjakossenfabrikant, maar het resultaat was er dan ook naar:
Dik een halve eeuw eerder maakte hij ‘DE LAMP’ (‘Lampa’, 1959), het afstudeerproject van zijn klasgenoot Krzysztof Romanowski dat door Polanski geregisseerd werd. Met dit verhaal over een poppenmaker die zijn hele hebben en houden in vlammen ziet opgaat bewijst Polanski dat hij eigenlijk niet veel meer nodig heeft dan een stel poppen om een uiterst creepy, sinistere film te creëren – een soort David Lynch-film avant la lettre, zeg maar.
Eén van zijn eigen studentenfilms was ‘LET’S BREAK THIS BALL’ (‘Rozbijemy Zabawe’), een korte sfeerschets over een stel nozems die de tijdens een jongerenfeestje de boel op stelten komen zetten.
De film dateert uit 1957, wat de zeer rock-‘n-rolle, ‘Rebel Without A Cause’- achtige sfeer en het tijdsbeeld dat van de Poolse jeugd geschetst wordt des te merkwaardiger maakt: Polen was toen nog een communistische dictatuur waar jonge rebellie niet echt op prijs werden gesteld.
Polanski speelt zelf overigens één van de party crashers.
Terug naar meer recentere tijden met ‘GREED’, een grappige, cynische nepcommercial voor een parfum dat de geur van de moderne tijd.
Met Natalie Portman en Michelle Williams.
En ten slotte hebben we ‘DE DIKKE EN DE DUNNE’ (‘Le Gros Et Le Maigre’), een cynische, bijna slapstick-achtige komedie uit 1961 over een vadsige dikzak die zijn magere knecht zwaar onder de knoet houdt, en die zelfs te lui is om te gaan pissen.
Polanski speelt zelf de rol van de knecht.
Naar maandagse gewoonte hebben we vandaag in CINEMA CORONA een Art & Film in de aanbieding, zoals altijd in virtuele samenwerking met Academie Mechelen.
Op het programma staat ‘EXIT THROUGH THE GIFT SHOP’, de geweldige mockumentary van Banksy over de wereld van de street art.
Als drijvende kracht achter ‘Exit’ wordt ene Thierry Guetta gepresenteerd, een Fransman die in LA een zaak in tweedehandskleding uitbaat. Wanneer Guetta ontdekt dat zijn neef de man is die schuilgaat achter het street art-pseudoniem Invader, besluit hij diens werk te beginnen filmen.
Het is de start van wat tot een documentaire over street art moet leiden, want Invader kan Guetta in contact brengen met de bekendste namen uit het milieu, allemaal (half) in de illegaliteit en/of anonimiteit opererende artiesten en duistere collectieven die zich schuilhouden achter namen als Monsieur André, Neck Face, Poster Boy, Zevs, Shepard Fairey…
Het is die Shepard Fairey die Guetta in contact brengt met de enigmatische (en ook tien jaar na het uitbrengen van de documentaire nog altijd niet ontmaskerde) grootmeester van de street art: Banksy.
Guetta slaagt er niet alleen in het vertrouwen van Banksy te winnen, hij krijgt ook de volstrekt unieke kans hem tijdens zijn activiteiten in Engeland te volgen – met een camera zelfs!
Probleem: uit de extreem belabberde kwaliteit van de geschoten ruwe footage blijkt dat Guetta wel een enthousiast veelfilmer is (hij beschikt over duizenden uren beeldmateriaal van de wereldtop van de street art), maar helaas een veelfilmer die letterlijk over geen énkel regie- of fotografietalent beschikt…
‘Exit Through The Gift Shop’ is een fenomenaal grappige, boeiende en ontregelende film: is dit nu écht een documentaire van/over de bekendste hedendaagse artiest, of neemt Banksy de kijker alleen maar 90 minuten lang in de zeik?
Wat ook het antwoord is, in beide gevallen is dit essentieel kijkvoer.
De fantastische soundtrack is van Geoff Barrow, het muzikale brein achter Portishead en BEAK>.
Vandaag hebben we in onze CINEMA CORONA misschien wel de allermooiste mooie zondagsfilm uit de filmgeschiedenis voor u klaarstaan: ‘MENSCHEN AM SONNTAG’.
In de film volgen we gewoon de dingen die een stel Berlijners in 1930 op een zonnige zondag deden: de jonge dandy Wolfgang heeft een zondags afspraakje gemaakt met de knappe Christl, die de kost verdient als figurante in films. Bij die trip naar de Wannsee worden ze vergezeld door Brigitte (de al even knappe vriendin van Christl) en de taxichauffeur Erwin, die na een huiselijke ruzie een namiddag van zijn vriendin verlost wilde zijn.
Het geflirt dat zich tijdens een zwempartijtje en de daarop volgende picnic ontspint, verloopt echter niet in de richting die elk van de vier aanwezigen vooraf gehoopt of gewild had…
Het is achteraf bekeken bijna ongelooflijk dat deze film in het Berlijn van 1930 gedraaid is, nauwelijks drie jaar voor Hitler en zijn acolieten er één van de meest afschuwelijke dictaturen ever zou installeren.
Wat we in deze semi-documentaire/semi-speelfilm zien is immers niet bepaald een broeihaard van nazisme, maar een vibrerende, open, levenslustige en welvarende stad, drijvend op de energie van zelfbewuste, stijlvolle, sexy en vrijgevochten jonge mensen.
De acteurs zijn allemaal amateurs die zichzelf spelen, maar voor de makers bleek ‘Menschen am Sonntag’ het begin van een stel zéér mooie filmcarrières: bijna allemaal emigreerden ze na de machtsgreep van Hitler naar Amerika, waar Robert Siodmak, Fred Zinneman en – vooral – de briljante Billy Wilder zouden uitgroeien tot absolute topregisseurs in Hollywood, terwijl Edgar G. Ulmer enkele uitmuntende B-films afleverde (onder andere de klassieke film noir‘Detour’ is van hem).
90 jaar na dato is ‘Menschen am Sonntag’ nog altijd een fantastisch frisse en moderne film, vol joie de vivre. Enjoy!
In het weekend houden wij van een streepje muziek.
En voor wie door middel van die muziek ook graag nog wat door het binnenzitten opgebouwde agressie kwijtraakt, hebben we vanavond een echte treat klaarstaan in onze CINEMA CORONA.
Filmmaakster Penelope Spheeris dompelde zich eind jaren ’70 helemaal onder in de toen wild opborrelende punkscene van L.A., wat haar een regelrechte klassieker in het genre opleverde: ‘THE DECLINE OF WESTERN CIVILIZATION’.
Spheeris filmde niet alleen de op zijn zachtst gezegd nogal aparte optredens (waar de grens tussen wild enthousiasme en pure agressie steevast amper te onderscheiden was) maar volgde de punks met haar camera ook in hun dagelijkse leven, en peilde in interviews naar hun verleden, ideeën en dromen.
Daardoor geeft de film een unieke inkijk in wie de outsiders zijn die deze undergroundwereld bevolken: een bonte combinatie van kinderen uit gebroken gezinnen, jonge junkies en alcoholisten, anarchisten, weglopers, provocateurs, illegale migranten en middle class kids die uit de banaliteit van hun bestaan wilden ontsnappen, plus hier en daar een suïcidale gek en een verdwaalde psychopaat.
De soundtrack en fantastische concertbeelden worden geleverd door bands die in het genre ondertussen allemaal een legendarische status verworven hebben:
– Black Flag, met hun extreem agressieve punk zowat de uitvinders én aanstokers van de hardcore.
– The Germs, een band waarvan het idee leek te zijn om totale anti-muzikaliteit te combineren met chaos en zelfdestructie – dat laatste is in het geval van hun jong gestorven voorman Darby Crash uiteindelijk ook helemaal gelukt. Hun gitarist Pat Smear zou nadien dan weer bij Nirvana en de Foo Fighters terechtkomen.
– X: de groep rond het duo Exene Cervenka en John Doe was waarschijnlijk muzikaal de meest toegankelijke van de bende.
– De Circle Jerks, samen met Black Flag bedenkers van de hardcore.
Maar de chaos die zij allemaal veroorzaakten was eigenlijk allemaal maar klein bier vergeleken bij de – spoiler alert! spoiler alert! – concertbeelden die we van Fear te zien krijgen, aangevuurd door meester-trol Lee Ving: met zijn ultracynische, provocerende commentaren kreeg die het publiek zo opgejut dat er nog vóór hun optreden al een gigantische knokpartij tussen de groep, het publiek en de overactieve buitenwippers ontstond.
De rest van het – overigens prima! – concert verloopt dan ook temidden een regen van uppercuts, karatetrappen en alom in het rond vliegende rochels.
Kortom: dolle ambiance!
Als iemand u ooit nog met het cliché ‘muziek verzacht de zeden’ om de oren slaat, laat hen dan deze ‘Decline of the Western Civilization’ zien.
Een interview met Penelope Spheeris over haar werk: